Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties weer te geven op social media. Door op accepteren te klikken geef je toestemming voor het plaatsen van deze cookies.

‘Ik vis zo graag.

Het is mijn lust en

mijn leven’

Verhalen uit de haven

Na het paaien mag Peter weer vissen

Peter de Man (76) is de laatste beroepsvisser van Rotterdam. Na een noodgedwongen ‘vakantie’ vanwege de paaiperiode van de vissen, kun je hem nu weer dagelijks tegenkomen in de haven.

Foto's: Gert Jan Pos Illustratie: Eric Coolen

Scroll verder

Met zijn kleine aluminium werkbootje vaart Peter elke dag door de haven om visnetten uit te zetten en op te halen. Maar de afgelopen tijd even niet, want de schubvissen mochten in het voorjaar in alle rust paaien. En daarom bleef het bootje twee maanden noodgedwongen aan de kant. Op de laatste dag voor de paaiperiode - een druilerige dag eind maart - kan de Havenkrant nog net een paar uur meevaren. In Pernis stappen we aan boord van de Mantelmeeuw, een 9,5 meter lang scheepje dat de visser zelf heeft ontworpen. De stuurhut biedt enige bescherming tegen regen en wind. En een grote, hydraulische rol haalt de netten binnen. Vanuit de hoge flatgebouwen langs het water moet het een nietig beeld zijn: het kleine scheepje dat dapper langs de grote tankers en containerschepen vaart. Aan het stuur een bebaarde visser in knaloranje regenpak en visserspet op het hoofd. De groeven in zijn gezicht verraden de ontberingen van het vak.

Wolhandkrabben

Elke dag op het water, dat gaat je niet in de koude kleren zitten, bekent de 76-jarige beroepsvisser, die al zijn hele leven samen met zijn vrouw in Pernis woont. De verplichte rust is dan ook geen ramp. ‘Die vis moet toch voor nakomelingen zorgen, nietwaar? Het is voor mijn gezondheid ook beter. En ik heb straks tijd voor onderhoud. Maar welke ondernemer kan zich twee maanden zonder inkomen permitteren?’ Vroeger stapte Peter in de paaitijd over op de palingvangst. Maar door het landelijk verbod op palingvisserij is dat niet meer mogelijk. En dat voelt hij in zijn portemonnee. ‘Eigenlijk is de beroepsvisserij niet meer rendabel. Maar ik doe het zo graag. Het is mijn lust en mijn leven.’ Veel van zijn collega’s zijn allang afgehaakt. Alleen Peter de Man blijft doorgaan – net zoals zijn vader en grootvader tot hun dood op de rivieren bleven vissen. Veel tijd om daarover na te denken, heeft de visser niet. Het eerste net moet worden gelicht. Met een pikhaak geeft hij een klap op het dek en trekt hij het nylon net naar binnen. De vangst is geen succes, met een middelmatige snoekbaars en vijf wolhandkrabben. De krabben plukt hij uit het net en gooit hij terug in het water. De snoekbaars verdwijnt in een bak met ijs, voor latere consumptie. ‘Ondermaatse vissen gooi ik terug. Dat is mijn boterham voor volgend jaar.’

We vervolgen onze tocht langs zwanen en industrie. Bij de oude hellingbaan van Gusto in Schiedam vertelt De Man over de natuurlijke vijanden van de beroepsvisser: de wolhandkrab en de zeehond. ‘Kijk, dit is het werk van een zeehond’, zegt Peter, als hij een aangevreten vis uit zijn net haalt. Het is een afgekloven kop van een brasem. Geen fijn gezicht. ‘De zeehonden vreten de vissen op en verjagen ze bij mijn netten. Je ziet ze steeds vaker, omdat ze op de Wadden met teveel zijn. Hier is nog genoeg voedsel. Laatst is er zelfs een zeehond bij Schoonhoven gezien.’ Ook de krab is geen vriend van de visser. Zijn scharen maken de netten kapot. ‘En het zijn exoten. De wolhandkrab hoort hier helemaal niet.’ Dan ineens duikt een donkere bol in het water op. Een zeehond? Nee, een scooterhelm. De visser tilt het ding uit het water en gooit hem bij het afval. ‘Anders zit-ie de volgende keer alsnog in mijn net.’ Hij vist van alles op: zeildoek, oud ijzer, boomtakken en sinaasappelschillen. Maar bij het volgende net is het bingo: de ene snoekbaars na de andere rolt eruit, plus een brasem en rode baars. ‘Lekker hoor.’ Als alle netten zijn gelicht, keren we terug naar de Madroelhaven. Vanaf juni – als de krant is verschenen – mag de beroepsvisser weer het water op. Of hij dan staat te trappelen? ‘Zeker. Na een paar dagen vakantie verlang ik alweer terug. Geen dag is hetzelfde, het leeft hier altijd. De wolkenpartijen, de opkomende zon, dat is gewoon mooi. Ik hoop nog heel lang te kunnen doorgaan. Want na al deze jaren ben ik trots dat ik dit nog altijd in goede gezondheid mag doen.’

Scooterhelm

Verhalen uit de

haven van...
havenreporter Jelle Gunneweg


Jelle is journalist en verslaggever (o.a. RTV Rijnmond). Voor haar beroep komt ze overal, ook in de haven. In elke editie van de Havenkrant doet ze verslag van een havenverhaal dat haar raakt.

‘Ik vis zo graag.

Het is mijn lust en

mijn leven’

Verhalen uit de

haven van...
havenreporter Jelle Gunneweg


Jelle is journalist en verslaggever (o.a. RTV Rijnmond). Voor haar beroep komt ze overal, ook in de haven. In elke editie van de Havenkrant doet ze verslag van een havenverhaal dat haar raakt.

We vervolgen onze tocht langs zwanen en industrie. Bij de oude hellingbaan van Gusto in Schiedam vertelt De Man over de natuurlijke vijanden van de beroepsvisser: de wolhandkrab en de zeehond. ‘Kijk, dit is het werk van een zeehond’, zegt Peter, als hij een aangevreten vis uit zijn net haalt. Het is een afgekloven kop van een brasem. Geen fijn gezicht. ‘De zeehonden vreten de vissen op en verjagen ze bij mijn netten. Je ziet ze steeds vaker, omdat ze op de Wadden met teveel zijn. Hier is nog genoeg voedsel. Laatst is er zelfs een zeehond bij Schoonhoven gezien.’ Ook de krab is geen vriend van de visser. Zijn scharen maken de netten kapot. ‘En het zijn exoten. De wolhandkrab hoort hier helemaal niet.’ Dan ineens duikt een donkere bol in het water op. Een zeehond? Nee, een scooterhelm. De visser tilt het ding uit het water en gooit hem bij het afval. ‘Anders zit-ie de volgende keer alsnog in mijn net.’ Hij vist van alles op: zeildoek, oud ijzer, boomtakken en sinaasappelschillen. Maar bij het volgende net is het bingo: de ene snoekbaars na de andere rolt eruit, plus een brasem en rode baars. ‘Lekker hoor.’ Als alle netten zijn gelicht, keren we terug naar de Madroelhaven. Vanaf juni – als de krant is verschenen – mag de beroepsvisser weer het water op. Of hij dan staat te trappelen? ‘Zeker. Na een paar dagen vakantie verlang ik alweer terug. Geen dag is hetzelfde, het leeft hier altijd. De wolkenpartijen, de opkomende zon, dat is gewoon mooi. Ik hoop nog heel lang te kunnen doorgaan. Want na al deze jaren ben ik trots dat ik dit nog altijd in goede gezondheid mag doen.’

Scooterhelm

Wolhandkrabben

Elke dag op het water, dat gaat je niet in de koude kleren zitten, bekent de 76-jarige beroepsvisser, die al zijn hele leven samen met zijn vrouw in Pernis woont. De verplichte rust is dan ook geen ramp. ‘Die vis moet toch voor nakomelingen zorgen, nietwaar? Het is voor mijn gezondheid ook beter. En ik heb straks tijd voor onderhoud. Maar welke ondernemer kan zich twee maanden zonder inkomen permitteren?’ Vroeger stapte Peter in de paaitijd over op de palingvangst. Maar door het landelijk verbod op palingvisserij is dat niet meer mogelijk. En dat voelt hij in zijn portemonnee. ‘Eigenlijk is de beroepsvisserij niet meer rendabel. Maar ik doe het zo graag. Het is mijn lust en mijn leven.’ Veel van zijn collega’s zijn allang afgehaakt. Alleen Peter de Man blijft doorgaan – net zoals zijn vader en grootvader tot hun dood op de rivieren bleven vissen. Veel tijd om daarover na te denken, heeft de visser niet. Het eerste net moet worden gelicht. Met een pikhaak geeft hij een klap op het dek en trekt hij het nylon net naar binnen. De vangst is geen succes, met een middelmatige snoekbaars en vijf wolhandkrabben. De krabben plukt hij uit het net en gooit hij terug in het water. De snoekbaars verdwijnt in een bak met ijs, voor latere consumptie. ‘Ondermaatse vissen gooi ik terug. Dat is mijn boterham voor volgend jaar.’

Met zijn kleine aluminium werkbootje vaart Peter elke dag door de haven om visnetten uit te zetten en op te halen. Maar de afgelopen tijd even niet, want de schubvissen mochten in het voorjaar in alle rust paaien. En daarom bleef het bootje twee maanden noodgedwongen aan de kant. Op de laatste dag voor de paaiperiode - een druilerige dag eind maart - kan de Havenkrant nog net een paar uur meevaren. In Pernis stappen we aan boord van de Mantelmeeuw, een 9,5 meter lang scheepje dat de visser zelf heeft ontworpen. De stuurhut biedt enige bescherming tegen regen en wind. En een grote, hydraulische rol haalt de netten binnen. Vanuit de hoge flatgebouwen langs het water moet het een nietig beeld zijn: het kleine scheepje dat dapper langs de grote tankers en containerschepen vaart. Aan het stuur een bebaarde visser in knaloranje regenpak en visserspet op het hoofd. De groeven in zijn gezicht verraden de ontberingen van het vak.

Foto's: Gert Jan Pos Illustratie: Eric Coolen

Werk in de haven

Na het paaien mag Peter weer vissen

Peter de Man (76) is de laatste beroepsvisser van Rotterdam. Na een noodgedwongen ‘vakantie’ vanwege de paaiperiode van de vissen, kun je hem nu weer dagelijks tegenkomen in de haven.

Volledig scherm